Interview met Gaby Rasters
Gaby Rasters schrijft zo’n twee boeken per jaar. Dat doet ze naast een drukke baan als programmamanager bij de gemeente Eindhoven. Haar eerste boek verscheen dankzij een crowdfundingsactie en werd een groot succes. Inmiddels zijn er dertien boeken van haar verschenen. Astrid interviewde de schrijfster van ‘Een vleugje Londen.’
Je hebt een drukke baan en toch schrijf je twee boeken per jaar. Hoe doe je dat?
Die vraag wordt mij heel vaak gesteld. Het grootste geheim is dat ik heel snel schrijf. Ik kan ook altijd schrijven en daarin heb ik een ijzeren discipline. Die heb ik niet overal in trouwens, ik zie hier een reep chocolade liggen en als ik daaraan begin… Maar als ik mezelf voorneem om te gaan zitten en te schrijven dan doe ik dat ook. Soms ook op bijzondere momenten. Ik heb ooit in een vliegtuig naar Washington het gevoel gehad ‘ik moet nu schrijven, ik heb nu het perfecte einde van het verhaal.’ Net op dat moment zette de man voor mij zijn stoel in de slaapstand en kon ik mijn laptop niet uitklappen. Toen ben ik door het vliegtuig naar de steward gelopen en heb ik gezegd ‘ik moet nu schrijven, waar kan ik gaan zitten?’ Toen mocht ik in het keukentje gaan zitten en heb ik daar het einde van mijn boek ‘Share’ geschreven.
Heb je dan ook wel eens invallen op momenten dat het niet uitkomt, bijvoorbeeld als je aan het werk bent?
Ja zeker. Dan schrijf ik een zin op, of een idee of zelfs één woord. Dat is dan genoeg om er ’s avonds thuis mee verder te kunnen. Soms gebeurt dit ook voor ik ga slapen. Dan lig ik in bed en dan bedenk ik iets. Dat moet ik dan opschrijven, anders kom ik niet in slaap. Zou ik dan blijven liggen, dan blijft die zin door mijn hoofd spelen. Meestal gebeurt dit maar een of twee keer tijdens het schrijven. Gelukkig maar, want ik slaap graag (lacht).
Je hebt veel verschillende soorten boeken geschreven; thrillers, feelgoods, romans en een kinderboek. Heb je een voorkeur voor een genre?
Niet echt. Het kinderboek ‘Timur’ vond ik het moeilijkste om te schrijven, maar daar ben ik ook het meest trots op. Als ik ooit nog zo’n boek kan schrijven dan zou ik dat heel graag doen. Thrillers schrijf ik niet te vaak, omdat ik dan alles ook doorleef wat het personage meemaakt. Dan schrik ik soms van wat ik zelf opschrijf.
Eigenlijk schrijf ik het liefst een feelgood, maar dat lukt me meestal het minst goed. Het verandert tijdens het schrijven vaak toch in een roman. Zelf vind ik ‘Een vleugje Londen’ wel echt een feelgood, maar van lezers hoor ik dan terug dat ze het toch een roman vinden, dat er toch een diepere laag in het boek zit. Ik houd zelf niet van definities en labels. Ik wil een boek schrijven waar mensen een brok van in hun keel krijgen. Wat voor soort boek het dan is, vind ik minder belangrijk.
Maak jij voor je gaat schrijven een uitgewerkte opzet van het verhaal?
Ik voel het verhaal en het ontstaat echt tijdens het schrijven. Ik verbaas mezelf dus ook regelmatig over hoe de personages zich ontwikkelen. Daarom schrijf ik ook zo graag, omdat ik nieuwsgierig ben hoe een verhaal gaat lopen.
Zijn er momenten dat je even geen inspiratie hebt, dat er geen verhaal in je hoofd zit?
Ik zou het willen, eigenlijk heb ik te veel verhalen in mijn hoofd. Inspiratie vind ik eigenlijk overal, die ligt op straat. Het zou fijn zijn als ik mijn gedachtestroom via een draadje uit mijn hoofd zo naar de laptop kon laten lopen. Soms zegt iemand tegen mij ‘Gaby ik heb een leuk idee voor een verhaal.’ Dan zeg ik nee, ik wil het niet horen, ik heb al tien verhalen in mijn hoofd die ik wil schrijven. Op dit moment ben ik de trilogie ‘De bloemenstal’-serie (Mocktails en Magnolia’s, Tulpen en Tequila, Likeur en Lelies) aan het afronden.
Daarnaast trekken de verhalen van een roman en een thriller aan me. Ik weet nog niet welke van die twee het gaat winnen. Misschien ga ik ook wel even aan beide verhalen werken, om te kijken wat ik als eerste ga afronden.
In ‘Een vleugje Londen’ schrijf je vanuit een man en een vrouw. Heb je een voorkeur voor een van de twee?
Nee eigenlijk niet. Op een gegeven moment word ik het personage, dan weet ik wat hij of zij denkt en welk gedrag bij het personage past. Daarom vind ik het schrijven van thrillers ook zo lastig, ik vind het heel naar om te denken als bijvoorbeeld een serieverkrachter, om me daarin in te leven. Dan voel ik de afkeer voor mijn eigen personage. Soms moet ik ook huilen of lachen tijdens het schrijven. Het overbrengen van emoties vind ik heel belangrijk, dus ik schrijf dan wel door. Als ik bij een andere schrijver emoties voel tijdens het lezen, dan heb ik het idee ‘dat heb je goed gedaan.’ Dat had ik pas bij ‘De burgerwacht,’ toen was ik echt boos op de schrijfster.
Heb je een tip voor onze lezers die zelf graag een boek willen schrijven?
Probeer het boek te voelen en schrijf vervolgens op wat je voelt. Volg daarin je hart. Schrijven is een geweldige uitlaatklep. Wees trots op jezelf als je een verhaal afrondt; zoveel mensen willen een boek schrijven maar weinig mensen doen het ook. Als je het wil, doe het dan. Als je het niet afmaakt, dan wilde je het misschien (nog) niet graag genoeg. Zet door. En: verwacht niet dat je meteen in de top 100 terecht komt. Doe het vooral voor jezelf.