Zonen van Jafeth: in Barbarije

In dit tweede deel van het historische vierluik ‘Zonen van Jafeth’ schrijft John Meilink opnieuw over de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Na een indrukwekkend uitgebreid onderzoek naar onze geschiedenis weet Meilink ook hier een aangrijpende en ijzersterk roman over te schrijven. Deze keer over ‘witte christenslaven’ die gevangen werden genomen en tot slaaf werden gemaakt door ‘Barbarijse kapers’ en werden meegenomen naar Barbarije. Hier werden ze verkocht als werkslaaf of tegen losgeld weer aangeboden aan de republiek der Nederlanden.

Najaar 1678

“Van Turck en Roovers seer verwoet,
Worden sy aengerant,
En veel Vyanden meer,
Die haer soecken te krenken,
Die varen by der zee
Mogen hier wel op dencken.”
– Wat leidt den zeeman al verdriet (1639)

Het Hollandse fluitschip de ‘Sint Joris’ is een eenzame stip op de oceaan. Niet alleen met zeebonken aan boord deze keer, maar ook met gewoon volk en hooplopers: mensen die de oversteek maken over de oceaan om een nieuw leven op te starten; of met hun handel meevaren om op de bestemming een extra locatie van hun bedrijf op te starten. Er vaart geld mee, en dat is nou net waar de Turken op uit zijn.

Slavernij

“Buiten alle twijfel mag de slavernij aangemerkt worden als het grootste ongeluk dat iemand kan overkomen; want, behalve de onafscheidelijke jammer en ellende, gaat dit bovendien gepaard aan  het gemis van elke troost die andere smarten lenigt, van iedere steun die de moed in andere wederwaardigheden des levens staande houdt.”

De ‘Sint Joris’ blijft lang veilig, maar valt uiteindelijk toch ten prooi aan de moslims. Ineens zijn de rollen omgekeerd. De witte christenen zitten op een kluitje onder in het schip, vastgeketend aan hun enkels, hun toekomst onbekend. Sommigen zullen worden tewerkgesteld, vaak tot de dood erop volgt. Sommigen zijn geld waard en worden aan de republiek der Nederlanden aangeboden voor zoveel mogelijk losgeld. Vrouwen en meisjes zijn goede huisslaven en gezinnen leveren altijd meer geld op.

De pest

“De Pest is een onbegrijpelijke ziekte, schijnende te komen uit een onzinnelijke en besmettelijke damp, die de vastigheid van het bloed plotseling los kan maken, om het hart van zijn kracht en leven te beroven.”
– uit: Pestbeschrijving, door Paulus Barbette (1658)

Een belangrijk onderwerp in dit boek is ook de pest, een ziekte die onbegrepen en onbehandelbaar is. Schepen met zieken mogen niet aan land en moeten op zee in quarantaine blijven. Schepen zonder zieken moeten doorvaren. Aan land worden zieken naar de paters gebracht; na overlijden worden ze begraven in een massagraf. De angst heerst in Barbarije.
Maar voor iemand is de pest ook een mogelijkheid tot ontsnappen aan een leven als slaaf. Mooie Han is geen normale zeebonk, hij is de sterkste. Mooie Han is niet mooi, hij heeft geen geluk in het leven. Maar alles wat hem overkomt, overleeft hij. Zo is hij ook vastberaden om niet ten onder te gaan aan de slavernij.

Geschiedenis

“Wij hebben u voor een straf die nabij is gewaarschuwd; de Dag waarop de mens zal zien wat hij heeft uitgevoerd en waarop de ongelovige zal zeggen: o, ware ik maar stof geweest!”

Het vierluik ‘zonen van Jafeth’ mag van mij verplichte kost worden op middelbare scholen. Ik hoop ook dat John Meilink besluit om over meer historische gebeurtenissen romans te schrijven. Nooit eerder vond ik geschiedenisboeken zo interessant. John Meilink brengt geschiedenis weer tot leven en dat mag hij nog vaak blijven doen!

Deel 1 van De zonen van Jafeth:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *