Zwart, zwarter, zwarts
Zo zwart als een Raaf
zo zwart als rijpe bessen van Vlier
zo zwart als de jonge pluim van ‘t Riet
zo zwart als Roet
maar niets …
dat het zo zwart doet
als de zwarte knoppen van de Es
Pik maar dan ook pikzwart
en tevens keihard
hangen de knoppen in zwart te pronken,
naar ons te lonken
ze zijn ondertussen immers goed aangesterkt
er is een ganse zomer niet in ’t zwart aan gewerkt
Nu de bladeren vergelen
zie je goed deze zwarte knoppen aan de stelen
ze zijn met velen
Tot slot, nog één ding
we willen noch Vlier noch Riet noch Raaf zwart maken
maar u enkel de schoonheid van de Es laten smaken.