Ons leven in de bossen – Marie Darrieussecq
Ons leven in de bossen’ van Marie Darrieussecq is zo’ n boekje dat je door het uiterlijk op het verkeerde been zet. Je verwacht een ander verhaal. Dit kan je teleurstellen of aangenaam verrassen. In dit geval het laatste dus!
Niets is zoals het lijkt
Ik zeg expres: boekje. Het is namelijk erg klein en dun, 144 pagina’ s. De voorkant knalt je tegemoet door de rode kleur en de mooie afbeelding van de olifanten. De titel ‘Ons leven in de bossen’ in combinatie met de olifanten suggereert een reisverslag uit Afrika of iets in de trant van natuur, biologie of survivallen. Dat laatste klopt, maar de survival is geen vakantie…
Spelen met taal
De schrijfstijl van Marie Darrieussecq is kort, krachtig en haastig. De ik-persoon in het boek heeft dan ook haast om haar verhaal te vertellen. Ze struikelt letterlijk over de woorden en gebruikt spreektaal. Soms is een alinea maar een woord of een zin. Zoals “Ammehoela” of “Ellendige tijd”. Het is even wennen maar zodra je als lezer deze staccato-spreektaal accepteert, word je het verhaal ingezogen.
De schrijfstijl bevat daarnaast ook woordspelletjes. Vooral synoniemen-reeksen komen vaak voor omdat een personage in dit boek een ‘aanklikker’ is: deze persoon had het beroep om robots gedachte-associaties bij te brengen, zodat ze op den duur de mens konden vervangen.
Woorden en beelden benoemen (= aanklikken) zoals bijvoorbeeld: Blauw = hemel = blues = melancholie = muziek = blauwe plek = blauw bloed = adel = onthoofding. Zulke gedachtereeksen bij woorden vullen het verhaal zelfs aan.
Slaap = rust = zacht = bed = winterslaap = anesthesie = helft = bewusteloos = dood = angst
Dystopische roman
Het verhaal gaat – net als de dystopische roman De Dienstmaagd van Margaret Atwood – over een toekomstige wereld. De hoofdpersoon heeft zich teruggetrokken in de bossen, op de vlucht voor een vijandige maatschappij. Ze zit er te schrijven. En ze heeft daar haast mee, want haar lichaam en de wereld om haar heen verkeren in een staat van afbraak. De mensen met wie ze zich in de bossen heeft verschanst zijn drop-outs die offline zijn gegaan en hun geïmplanteerde chip hebben verwijderd. Ze behoren tot de geprivilegieerde groep die in het bezit is van een andere helft. Een kloon.
Drop-outs, klonen en de helften
De klonen (in het boek worden zij “de helften” genoemd) zijn geestelijk nog onderontwikkeld, vierjarige kleuters, zeg maar. Waarom de drop-outs uit het bos hun helften hebben meegenomen of willen gaan ophalen uit gevaarlijke, stedelijke gebieden, wordt langzaam maar zeker duidelijk door de flashbacks die beschreven worden door de brei van woorden, woordspelletjes en de krachtige taal.
Een akelig actueel doemscenario
De grimmige situatie waarin de hoofdrolspeelster zich begeeft is het gevolg van een door informatica, technologie en medisch fanatisme beheerste totalitaire samenleving. Wanneer 8 multimiljardairs in de wereld hetzelfde bezitten als de andere armste helft van de bevolking (anno nu), gaat het een keer mis.
Grenzen worden overschreden zodra de één op een gouden toiletpot zijn behoefte doet en de ander zijn kinderen ziet sterven van de honger. Zo ook in dit boek, alhoewel het verhaal (nog) net niet met die opstand eindigt, voel je dat wel aankomen. Als lezer krijg je een klap in het gezicht bij de clou van het verhaal, wanneer je beseft dat deze dystopische samenleving het gevolg is van de verhouding van 1% superrijken die 99% van de rijkdom van de wereld bezit. Bij dat laatste komen we akelig snel in de buurt…
De kleur van het boekje is rood, en dat is niet voor niets;
rood = bloed = kleur = hart = liefde = wangen = wijn = verwarring = politiek = woede
En waarom de olifanten de voorpagina sieren lees je op de één na laatste pagina. Een mooier filosofischer einde van dit grimmige boekje is niet denkbaar.
Een aanrader dus. Vooral voor wie van taal houdt. En voor de lezer die een bevestiging zoekt dat de gevolgen van een extreme scheiding tussen arm en rijk geen goede toekomst biedt voor onze toekomstige en technologische maatschappij.