Gastblog – Fred Hamburg
Gastblog van: Fred Hamburg. “Iets over het ontstaan van Jong en Indisch in de 50s en 60s.
Oorspronkelijke tekst
De oorspronkelijke tekst van dit werkje schreef ik zo ergens rond mijn 33e. In die tijd dronk ik vaak een biertje met een vriend die wild was op jazz en saxofoon spelen. Ik kende hem uit mijn studietijd. Geïnspireerd door zijn persoon en ambitie, ontstond bij mij het idee om een boek te schrijven en op die manier, net als hij, ook ‘artistiek’ te zijn – hij dus als muzikant, en ik als schrijver.
Biografie en observaties
Nu schreef ik al vanaf de lagere school kleine tekstjes en had altijd succes met mijn opstellen op de middelbare school. Maar tot het moment van die drinkgelagen met mijn vriend, heb ik nooit de ambitie gehad om een boek te schrijven. Het kwam eenvoudigweg niet bij mij op, ik had mijn handen ook vol aan andere dingen. Maar toen ik eenmaal besloten had wat fantasievols op papier te zetten was het meteen een uitstorting van alles en nog wat (biografische dingetjes, reflecties, toevallige observaties, romantische schrijfsels, gedichtjes e.d.).
Jong en Indisch in de 50s en 60s
Het boekje Jong en Indisch in de 50s en 60s is niets anders dan een verder uitgewerkt deel van die output van toen. In feite betrof het een bewieroking van mijn kinderjaren, geïnspireerd door Tolstoi’s Kinderjaren. Gaandeweg moest wel ik het louter optekenen van herinneringen in een andere vorm zien te krijgen, want met een ouder wordend kind komt ook een massa aan belevenissen. Die myriade aan flashbacks was niet meer te managen in een boekje van 100 pagina’s (dikker wilde ik het niet maken), en trouwens, wat moet een lezer ermee? Ik vond de oplossing in (a) een meer intellectuele beschrijving van het wezen van de 60er jaren, in vereniging met (b) het inzoomen op een schoolfeest en een ‘puppy love’; de meesten van ons zijn daar immers mee bekend en zullen veel daarvan herkennen.
Herinneringen zijn kostbaar
Uiteindelijk ging het mij er ook om te verwoorden dat de herinnering aan je vroegste kinderjaren iets heel kostbaars is. Dit is het geval omdat die terugblik een mens – als het goed is – behoedt voor arrogantie en dikdoenerij. Die gedachte zit ook in het boek. Dat ik daarbij als Indische jongen wel wat apart in het leven stond in het Nederland van de jaren 50 en 60, spreekt uiteraard vanzelf. Maar over de vraag of ik daarmee nou zo bijzonder was (ten goede of ten kwade) mag de lezer zelf oordelen. Dat staat ook zo ook op de achterkant van het omslag.
Hoelang die literaire eruptie op mijn 33e duurde?
Niet lang, hooguit een paar maanden (als ik me goed herinner). Het kwam er allemaal vanzelf uit, in één stroom. Daarna heb ik er decennialang niet naar omgekeken. Pas toen ik een jaar of 60 was heb ik een deel van het toen geproduceerde bewerkt tot het voorliggende booklet. Vervolgens heb het werkje aangeboden aan diverse uitgevers. Maar iedere keer kreeg ik als bericht dat mijn boekje ‘niet paste in hun fonds’ (de bekende stoplap). Teleurgesteld heb ik het werkje weer vele jaren laten liggen, en pas relatief onlangs heb ik het nog eens wat bewerkt en in de vorm gebracht die het nu definitief heeft.
Mijn volgende project is het uitwerken – in een roman – van de resten van mijn literaire uitbarsting van toen. Voorts heb ik wat actuele onderwerpen onder handen waaronder een analyse van het denken van Albert Camus.
Kortom, nu pas, op mijn 74e, ben ik eindelijk full time schrijver!