Vissertjes – Pjeroo Roobjee

‘Vissertjes’ is geschreven door de Belgische beeldende kunstenaar, auteur, schilder, tekenaar, graficus, acteur, causeur, theatermaker, entertainer en zanger Pjeroo Roobjee en uitgegeven door Querido.
Wie is Pjeroo Roobjee?
Pjeroo Roobjee (echte naam: Dirk De Vilder) is geboren in 1945 in Gent. Hij staat bekend om zijn extravagante stijl, zowel in zijn uiterlijk als in zijn taalgebruik. Roobjee is zeer veelzijdig, zoals hierboven vermeld, zijn werk is vaak exuberant, barok en doordrenkt met fantasie, satire en maatschappijkritiek.
Pjeroo Roobjee schrijft op een bijzondere en opvallende manier. Zijn taal is rijk en poëtisch, en hij gebruikt vaak oude woorden of zelfbedachte nieuwe woorden. Zijn stijl doet soms denken aan theater, met veel dramatiek en gevoel. In zijn werk komt vaak ironie en absurditeit voor. Hij bekijkt de wereld op een kritische manier en neemt daarbij de maatschappij, de politiek en de cultuurwereld stevig onder de loep. Roobjee heeft inmiddels vele boeken op zijn naam staan en diverse prijzen gewonnen.
Vissertjes
Op de achterflaptekst van ‘Vissertjes’ staat een aanbeveling van Dimitri Verhulst:
Het werk van Roobjee is de grootste roetsjbaan ter wereld.
Dit kan ik alleen maar beamen. Het verhaal van Pjeroo Roobjee is, net als de grootste roetsjbaan ter wereld is, heel wild en afwisselend is. Net zoals een roetsjbaan vol bochten en verrassingen zit, gebeurt er in zijn werk ook van alles. Soms is het grappig, dan weer gek, plots heel serieus of juist emotioneel. Je weet nooit wat er komt, en dat maakt het spannend. Het verveelt niet, het verhaal zit vol onverwachte ideeën en wendingen. Het is een echte rit vol verrassingen.
Ik vraag mijzelf echter wel af: wat heb ik meegekregen van dit boek? Ik heb het zeer geconcentreerd gelezen en moest na iedere pagina mijzelf afvragen: wat heb ik gelezen? Soms was het makkelijk te volgen, soms was ik door de vele metaforen, bijzinnen en bijvoeglijke naamwoorden al snel de draad kwijt. Net als een samenvatting van het verhaal vrijwel onmogelijk is.

Lezen voor gevorderden
Lezen voor gevorderden is het zeker! Sterker nog: lezen voor professionals, zou ik bijna zeggen, al is die categorisering er niet in de lezerswereld.
Het verhaal vangt aan als er op een gewone middag aan de bel van het huis van Joël Troch wordt getrokken. Zijn rustige en luxueuze leventje – als een soort chique, luie denker – wordt helemaal verstoord. Aan de deur staat een zestienjarig zwart meisje dat beweert dat Joël haar vader is. Ze komt aankloppen bij het ouderlijke huis waar hij al jaren woont, samen met zijn moeder en zijn geliefde Benoît Singeleyn.
Joël Troch, daniger geschrokken dan zijn minnaar, viel, door laat ons zeggen een niet al te zeldzaam soort van katzwijn bevangen, vloerwaarts en bleef daar, van kruin tot teen buiten westen, geheel en al liggen.
Na de eerste geschrokken reactie volgen er vluchten, spanningen, ruzies en duiken we in het verleden van Joël Troch. Hij heeft zelf steeds herinneringen die hij opwekt door aan parfums te ruiken. Deze worden met naam en toenaam genoemd. Het gegeven is interessant: geuren kunnen veel herinneringen oproepen.
Om in betrouwbare geuren en vuurvaste kleuren een schier uitgewist verleden weer samen te kunnen stellen, diepte Joël uit zijn vestzak een flacon bad Boy van de firma Aristide Lundi uit Manosque op. Zich niemendal aantrekkend van de klacht van zijn minnaars (O mijn God in den Hoge, wie verlost er ons, al was het slechts voor een uur van onze levensduur, van die verslaving van jou aan onuitstaanbaar reuken en kwalijke luchten!’), trok hij de stop uit de hals van de recipiënt en snoof het aroom, dat eens in zin grootvaders kleren hing, naar het geheugenkraam in zijn bovenkamer. Daar hielden beeltenissen zich zeer scherp staande, verhuisden toen, om hun zwerftocht verder voort te zetten, tot ze zijn kijkers in zicht kregen.
Woordenspel
Het hele verhaal gaat in deze trant door waarbij je als lezer vaak denkt: deze auteur is geen schrijver, maar een woordenkunstenaar. Als lezer vergt het moed en doorzettingsvermogen om het boek te lezen, maar het is de moeite waard. Er gebeurt veel en de beschrijving van zijn jeugd is echt mooi en knap gedaan. Ik verklap verder niet al te veel van het verhaal, welke eindigt als een thriller. Erg hilarisch vond ik de erudiete scheldpartijen van de minnaars onderling en af en toe zelfs enorme grofheid verpakt in dure woorden.
‘Wat er tussen ons was, ‘ keelde de in volle tristesse verkerende drinker (Joël) nu, ‘heeft voorlopig al een eeuwigheid, Benoît Singeleyn, de houdbaarheidsdatum overschreden!’

Aanrader?
Het boekje is een aanrader voor wie van lezen houdt dat niet wordt voorgekauwd (dat rijmt!) maar waarbij je een lange adem nodig hebt en veel concentratie om bij de les te blijven. Het leuke is wel dat het taalgebruik went en ik het zelf begon te oefenen:
Het met een esthetisch uitmuntende en visueel prikkelende cover getooide werkje, dat zich bescheiden opstelt met zijn luttele 189 bladzijden – een aantal dat geenszins enige betekenis draagt wanneer men de literaire waarde en inhoud van het geheel beschouwt – is het geesteskind van een Belgische auteur wiens artistieke veelzijdigheid zich uitstrekt tot en met de beeldende kunsten. De taal waarin dit boekje is geschreven, laat zich onmogelijk vangen in het simpele predicaat erudiet; het overstijgt dat woord met zo’n exuberante kracht dat zelfs de meest belezen lezer zich geroepen voelt tot herlezing, herhaling en, indien mogelijk, diepe buiging. Dit is geen boek dat men leest – dit is een tekstueel woordenkunstwerkje waarin de zinnen kronkelen, dansen en donderen, op de rand van taal en waanzin.
Het begint al Roobjaans te lijken! Echter, ik geef toe dat ik hulp heb gekregen om dit bovenstaande te verzinnen. Ik laat het maar liever in het vervolg aan de échte Pjeroo Roobjee over.
Ik vond het een leuke uitdaging om dit boek te lezen en om het proberen te begrijpen.