Verdwenen Genres – wat we niet meer lezen

Verdwenen genres (deel 1)
Een ode aan de literaire vormen die ooit vanzelfsprekend waren, maar nu tot fluisteringen zijn geworden.
De briefroman – intieme stemmen op papier
Er was een tijd dat lezers wekenlang leefden met brieven van fictieve mensen. De briefroman bood een blik in het hart van een ander, geschreven in inkt, met eerlijke emoties en schijnbaar toevallige bekentenissen. Het was de meest persoonlijke vorm van fictie: men las niet over iemand, men luisterde mee.
In de 18e en 19e eeuw waren briefromans als ‘Sara Burgerhart’ of ‘Die Leiden des jungen Werther (1774)’ de spiegel van hun tijd – een genre waarin gevoelens openlijk mochten spreken. Tegenwoordig schrijven we geen brieven meer, we sturen berichten. De toon is korter, sneller, vluchtiger. Wat verloren ging, is de traagheid van het luisteren én schrijven!
De zedenschets – glimlachen om het gewone leven
In de 19e eeuw was de zedenschets een geliefd genre: korte verhalen over het alledaagse leven, vol herkenbare types, lichte ironie en menselijke zwakheden. Schrijvers als Hildebrand ‘Camera Obscura’ en Johannes Kneppelhout alias ‘Klikspaan’ observeerden met een scherp oog, maar zonder venijn. De lezer mocht lachen om zichzelf, en dat lachen was zacht. De zedenschets verdween toen het realisme en de roman de overhand kregen – het kleine, vriendelijke vermaak moest wijken voor grotere waarheden.
Toch is er iets weldadigs aan dat bedaarde kijken, dat observeren zonder oordeel. Zo anders dan nu… in deze tijd hebben we allemaal een mening en die zal gehoord worden!
De reisbeschrijving – kijken als een kunstvorm
Ver voor de toeristische gids, voor de foto’s en de vlogs, bestond de reisbeschrijving. Niet bedoeld om de lezer te laten zien waar iemand was, maar hoe hij keek. Reizen was toen nog zeldzaam en avontuurlijk, en schrijvers als Jacob van Lennep of Alexander von Humboldt maakten van elke tocht een les in beschouwing. Men schreef over de geur van bossen, de stilte van bergen, het gevoel van klei aan de schoenen.
Tegenwoordig reizen we meer dan ooit, maar we kijken minder. De oude reisbeschrijvingen herinneren ons eraan dat zien pas begint wanneer men stilstaat. En dat alles zonder een overload aan foto’s, filmpjes en reeels.
Prachtig voorbeeld hiervan:
De natuurcolumn – verwondering in alledaagse vorm
Eli Heimans en Jac. P. Thijsse gaven begin vorige eeuw stem aan de natuur in woorden. In hun columns leerden lezers kijken naar het kleine: een waterplant, een bij, een berk in de wind. ‘Verzinnen doen wij niets’, schreef Heimans, en dat was precies hun kracht – eerlijkheid, aandacht, eenvoud. De natuurcolumn was een genre van traagheid, een rustpunt in de krant. Vandaag zijn zulke stukken zeldzaam, maar hun geest leeft voort in schrijvers als Koos van Zomeren of Marga Coesèl. Ze herinneren ons eraan dat schrijven ook een vorm van kijken kan zijn.
Marga Coesèl schrijft over natuurcolumns:
De volksroman – verhalen van herkenning en hoop
De volksroman was de stem van de gewone lezer. Boeken van A.M. de Jong, Herman de Man of Cor Bruijn gaven woorden aan het leven van boeren, arbeiders, gezinnen – met hun strijd, trouw en kleine geluk. Geen literaire hoogstandjes, maar echte verhalen vol warmte. Deze boeken waren geliefd omdat ze vertelden over herkenbaarheid en hoop. Toen de literatuur zich elitaire trekken begon aan te meten, raakte de volksroman op de achtergrond. Maar de behoefte aan verhalen over het gewone leven is nooit verdwenen.
Verdwenen genres: een kleine ode aan traagheid
De verdwenen genres vertellen niet alleen iets over onze literatuur, maar ook over onze tijd. Waar vroeger het woord ruimte kreeg, overheerst nu de snelheid. Waar men luisterde, scrolt men nu. Toch ligt er troost in die oude vormen – ze herinneren ons eraan dat taal ook rust kan brengen. En dat lezen een ontzettende fijne vorm van ontspanning (en beschouwing is!). Mee eens?
Vervolg komt spoedig:
deel II: “Van Feuilleton tot Feed”.