Since 2017

De bus van heden naar verleden

‘De bus van heden naar het verleden’ is geschreven door Rutger Willem Weemhoff. Het is uitgegeven door zijn eigen uitgeverij: Uitgeverij Partout. Het boek is hier te koop: klik hier. Het is een roman, gebaseerd op historische feiten. Het verhaal gaat over een groep ex-verzetsstrijders die met een busreis naar Kamp Dachau gaan om het opnieuw te bezoeken.

Kamp Dachau in vogelvlucht

Kamp Dachau werd geopend in maart 1933 bij München, als eerste concentratiekamp van de nazi’s. Het diende als voorbeeldkamp voor latere kampen, met organisatiestructuren, disciplineregels, werkkampen (buitencommando’s) en medische experimenten. Gevangenen kwamen uit vele landen en groepen: politieke tegenstanders, verzetsmensen, Joden, Roma en Sinti, krijgsgevangenen. De leefomstandigheden waren zwaar vanaf het begin, maar verergerden naarmate de oorlog voortduurde: ondervoeding, ziekte, overbevolking en dwangarbeid maakten het overleven elke dag een beproeving.

Kamp Dachau werd niet opgericht als vernietigingskamp in de zin van systematische genocide, zoals Auschwitz-Birkenau, Sobibór of Treblinka, maar als modelkamp voor politieke gevangenen: communisten, sociaaldemocraten, geestelijken en andere “staatsvijanden”. Later, vooral tijdens de oorlogsjaren, kwamen er echter duizenden Joden, Roma en Sinti, homoseksuelen, Jehova’s getuigen, krijgsgevangenen en verzetsstrijders uit bezet Europa bij. Velen van hen stierven door uitputting, ziekte, honger of mishandeling — wat men tegenwoordig ook als een vorm van langzaam moordende terreur kan beschouwen, al was de doelstelling niet massale uitroeiing zoals in de vernietigingskampen in Polen.

Er vonden in Dachau geen grootschalige vergassingen plaats zoals in Auschwitz, al is er een gaskamer gebouwd (in 1942) die volgens historisch onderzoek nooit voor massavernietiging werd gebruikt, maar wel voor kleinere executies en medische experimenten.

Bevrijding en de eerste dagen daarna

Op 29 april 1945 werd Dachau bevrijd door Amerikaanse troepen, met zo’n 30.000-32.000 overlevenden aanwezig. Velen waren ernstig verzwakt, besmet met ziekten zoals tyfus, en hadden nauwelijks medische verzorging of voeding gehad. De fysieke staat van de overlevenden maakte vervoer riskant, en de logistieke situatie in Duitsland was chaotisch: wegen, spoorlijnen en bruggen waren vernield; transportmiddelen waren schaars.

De repatriëring van de Nederlandse gevangenen uit Dachau verliep langzaam en moeizaam. Na de bevrijding heerste er in het kamp een mengeling van ongeloof, euforie en diepe uitputting. Sommigen konden nauwelijks beseffen dat de poorten werkelijk openstonden; anderen durfden het terrein niet te verlaten, bang dat het een val zou blijken. De Amerikaanse bevrijders deelden voedsel en medische hulp uit, maar de sterfte bleef hoog in de eerste dagen. Tyfus en dysenterie eisten nog talloze levens, zelfs na de bevrijding.

Langzaam ontstond er orde in de chaos. De geallieerden richtten opvang- en registratieposten in. Namen werden genoteerd, herkomstlanden vastgelegd, en men probeerde families te herenigen. Voor de Nederlandse gevangenen bleef de terugkeer echter uit. Waar Franse en Belgische landgenoten al spoedig door militaire konvooien werden opgehaald, moesten de Nederlanders wachten. Hun overheid had, door de ontwrichting van het land en het gebrek aan middelen, nog geen vertegenwoordiging in Zuid-Duitsland kunnen sturen.

In de steek gelaten

Sommigen namen daarom het initiatief in eigen hand. Nederlandse officieren en oud-verzetsmensen, zelf pas bevrijd, begonnen lijsten op te stellen en benaderden de Amerikaanse legerleiding om vervoer te regelen. Er werden vrachtwagens gevorderd, soms met toestemming, soms zonder, en kleine groepen vertrokken richting Nederland via Frankrijk of België. Het waren lange, trage ritten over kapotte wegen, langs verwoeste dorpen en steden. Vaak moesten ze onderweg overnachten in noodkampen of bij kloosters die tijdelijk als opvang dienden.

Voor velen duurde de reis weken. Zieken bleven achter in veldhospitalen, anderen gingen te voet verder. Pas in juni en juli 1945 kwam er meer structuur: het Bureau Repatriëring van het Militair Gezag kreeg vaste routes toegewezen en transporten kwamen regelmatig op gang. Bij aankomst in Nederland werden de teruggekeerden geregistreerd, onderzocht en tijdelijk ondergebracht in opvangcentra, vaak in Brabant of Limburg. Daar werd hen gevraagd hun naam, geboorteplaats en kampverleden te noteren — soms de eerste keer dat zij opnieuw hun eigen identiteit mochten opschrijven.

Voor de overlevenden van Dachau werd repatriëring meer dan een fysieke reis naar huis — het was een langzaam ontwaken uit de schaduw van de oorlog, een moeizame weg naar menselijkheid en erkenning.

Mack. Kameramann des Special Film Project 186 der United States Army Air Forces (USAAF), Public domain, via Wikimedia Commons

De bus van heden naar verleden

Het boek (100 pagina’s) vertelt het verhaal van een groep verzetstrijders die jaren later met een busreis terugkeren naar Dachau. Inmiddels zijn zij bejaard en kunnen de reis nog maar nauwelijks aan. Het boek begint met ‘Geschiedenis van de dood”, dit is geen prettige pagina om te lezen. Hierin legt de auteur vooral uit hoe hij de geschiedenis zet en de mens als wolf is voor zijn mede-mens.

De menselijke geschiedenis is niet meer dan een aaneenschakeling van genociden, een lange opeenvolging van bloederige wraaklust, een dolgedraaide carrousel van wreedheden.

Hierna volgen enkele pagina’s met feitelijke toelichting, vergelijkbaar met deze recensie, waarin de auteur uiteenzet welk zorgvuldig onderzoek aan het verhaal ten grondslag ligt. Rutger Weemhoff verrichtte uitgebreid bronnenonderzoek en voerde vele interviews in samenwerking met deskundigen, wat de authenticiteit en geloofwaardigheid van het boek merkbaar versterkt.

De bus naar Dachau

In de drie delen van het verhaal leer je als lezer de hoofdpersonages kennen. Het gaat vooral over Janna Beck, reisleidster van de Stichting ’40- ’45, haar Algerijnse vriend Mohand Hamour en haar vader Teddie de Hoog, die Kamp Dachau heeft overleefd.

Tijdens de reis komen vele herinneringen naar boven waardoor twee verhalen in tijd door elkaar heen gaan lopen. Teddie krijgt tijdens het eerste bezoek aan Kamp Dachau een hartaanval en wordt overgebracht naar een ziekenhuis in de buurt. Hierna volgt een gevecht op leven en dood voor hem, of beter gezegd; zij leven hangt aan een zijde draadje als hij wordt geopereerd en op de IC ligt. Dit verblijf in een andere dimensie staat gelijk aan zijn tijd in het Kamp, waar dood bijna een welkome verlossing was voor het intens lijden.

“Ik heb geen honger, ik BEN honger”

Het verhaal eindigt op het moment dat Teddie, ondersteunt door zijn dochter en schoonzoon, het ziekenhuis weer verlaat.

Mijn leeservaring

Het boek eindigt met vele pagina’s research en documentatie. Deze wil ik nog wel eens overslaan maar in dit geval vind ik die pagina’s bijzonder interessant. Vooral de lijst van geïnterviewden en een opmerking uit een brief aan de auteur van een psychiater:

De in uw beschrijving gebruikte gebeurtenissen komen helemaal overeen met wat ik van veel kampgevangenen heb gehoord. Kennelijk zijn de ervaringen van kamp-overlevenden en verzetsmensen dermate schokkend, dat veel mensen zich, ter bescherming, er geestelijk voor afsluiten. Dit heeft geleidt tot een nationale ‘conspiracy of silence; die ongetwijfeld heeft bijgedragen aan de gevoelens van bitterheid en vervreemding bij veel oorlogsgetroffenen. Dit thema in uw manuscript vond ik heel herkenhaar.

Precies deze woorden zocht ik om het boek en mijn leeservaring te beschrijven. De auteur schrijft met een zekere afstand en schijnbare emotieloosheid, maar juist daardoor komen de gevoelens tussen de regels des te duidelijker naar voren. Zijn sobere, soms staccato stijl verleent het werk een indringende kracht; het had gemakkelijk een roman van vijfhonderd pagina’s kunnen zijn, maar de beknoptheid maakt het des te beter te bevatten. Een knap staaltje schrijverschap.

Zoals bij alle boeken die de Eerste en Tweede Wereldoorlog tot onderwerp hebben, vind ik dat er van dit soort werken nooit genoeg kunnen zijn. Zij herinneren ons aan de ware geschiedenis, aan de menselijke veerkracht én aan de gevaren die blijven sluimeren zolang wij niet waakzaam zijn. Wie vergeet wat er is gebeurd, loopt het risico dat het zich herhaalt — en in onze tijd, waarin spanningen opnieuw oplaaien, is die les urgenter dan ooit.